Net als bij elke andere sport heeft schoonspringen veel regels en weetjes. Op deze pagina proberen we een aantal veelgestelde vragen te beantwoorden. Kan je je vraag niet vinden of wil je meer informatie? neem dan contact met ons op.
Wat is schoonspringen?
Met het ontstaan van zwembaden en planken begon het schoonspringen zich te ontwikkelen. In 1880 werd er in Engeland voor het eerst een schoonspringwedstrijd georganiseerd. In Nederland werd in 1884 de eerste schoonspringclub opgericht. In 1904 was schoonspringen een demonstratiesport op de Olympische Spelen. Vanaf 1908 was schoonspringen een volwaardig Olympisch onderdeel voor mannen. In 1912 te Stockholm, werd schoonspringen ook een Olympisch onderdeel voor vrouwen. Zij mochten echter nog geen moeilijke sprongen maken. Om een voorbeeld te geven: Tot 1952 mochten vrouwen geen dubbele salto voorover maken. Dat vond ‘men’ te gevaarlijk. Nu springen sommige meisjes de dubbele salto voorover al op een leeftijd van 10 jaar. Het schoonspringen ontwikkelt zich razendsnel, vooral door de grote technische ontwikkelingen in het materiaalgebruik van de planken, waardoor de veerkracht van de planken steeds groter wordt. Daardoor kunnen er steeds moeilijkere sprongen worden gemaakt. Ook wordt er steeds meer gebruik gemaakt van hulpmiddelen in de gymzaal, waaronder een trampoline en een droge plank.
Welke vormen van schoonspringen zijn er?
- Plankspringen;
Als keuzeonderdeel van Zwemvaardigheid. - Wedstrijdspringen; op de plank.
De plank ligt op twee verschillende hoogtes, te weten 1 meter en 3 meter. Planken zijn gemaakt van een materiaal dat een goede veerkracht heeft. - Wedstrijdspringen op de toren;
De toren ligt op drie verschillende hoogtes, te weten 5 meter, 7,5 meter en 10 meter. De toren is gemaakt van beton en heeft dus geen veerkracht. - Synchroonspringen;
Dit onderdeel van schoonspringen heeft de laatste jaren een enorme ontwikkeling ondergaan en is uitermate populair. Twee springers maken tegelijkertijd dezelfde of een spiegelsprong van de plank of van de toren. De springers worden individueel beoordeeld op uitvoering en gezamenlijk voor de synchroniciteit (gelijkheid). - Komisch springen;
Schoonspringen op een grappige manier, met allerlei rare sprongen, bedoeld om het publiek te vermaken (niet mogelijk bij Aquarijn) - Rotsduiken;
Sprongen van enorme hoge rotsen maken. Wordt voornamelijk in Mexico en Amerika beoefend (niet mogelijk bij Aquarijn).
Wat heb je nodig om te leren schoonspringen?
We realiseren ons dat elk kind anders is en met andere vaardigheden binnenkomt op de club. En dat is ook geen enkel probleem. Het allerbelangrijkste bij Aquarijn is dat je de sport met plezier beoefend.
Voor schoonspringen zijn de volgende LICHAMELIJKE vaardigheden belangrijk:
- Kracht : hoe meer kracht, hoe hoger je kunt springen;
- Lenigheid: lenigheid kun je zeker trainen maar als zeer handig als je begint. Voor schoonspringen zijn de volgende MENTALE vaardigheden belangrijk:
- Doorzettingsvermogen / trainingsinzet / discipline: schoonspringen is heel veel oefenen en trainen;
- Geduld: het is een moeilijke sport en vergt jaren om het te leren.
- Lef: je hebt een grote dosis lef nodig om je dingen eigen te maken.
- Vertrouwen: in je zelf en in de trainers
Zijn er veel verschillende sprongen?
Het schoonspringen kent heel veel verschillende sprongen. Er zijn verschillende vormen, richtingen en houdingen.
De vormen
- Rechtstandige sprong: een sprong zonder draaiing om de breedte-, lengte- of diepte-as.
- Zweefsprong: sprongen met een halve draai om de breedte-as, (duik).
- Salto: sprongen met 1 of meerdere draaien om de breedte-as.
- Schroefsprong: een sprong met een halve (of meer) draaiingen om de lengte-as. In deze richting kun je ook draaiingen om de breedte-as toevoegen.
- Handstand sprong: de sprong heeft als beginpositie een handstand.
De richtingen
De bovengenoemde sprongen kunnen in verschillende richtingen gemaakt worden:
- Voorwaarts: de aanvangshouding is met het gezicht naar het water, je draait voorover, van de plank weg.
- Achterwaarts: de aanvangshouding is met de rug naar het water, je draait achterover, van de plank weg.
- Contra: de aanvangshouding is met het gezicht naar het water, je draait achterover, dus naar de plank toe.
- Binnenwaarts: de aanvangshouding is met de rug naar het water, je draait voorover, dus naar de plank toe.
De houdingen
De sprongen kunnen gemaakt worden in 4 verschillende houdingen:
- Gestrekt: het lichaam mag niet gebogen zijn in de heupen of knieën. De benen gesloten en de armhouding is vrij.
- Gehoekt: het lichaam moet gebogen zijn in de heupen. De knieën zijn gestrekt en de armhouding is vrij.
- Gehurkt: het lichaam is gebogen in de heupen en in de knieën. De handen zijn geplaatst op de scheenbenen.
- Vrije houding: de houding is volkomen vrij. Dit wordt gebruikt bij schroefsprongen.
Hoe kleiner het lichaam is in de lucht, hoe sneller je kunt draaien. Dat betekent dus dat gehurkt het snelste draait en gestrekt het langzaamste.
Wat betekenen al die codes en hoe werkt het?
Bij wedstrijden worden de sprongen in een code op de springlijst gezet. Je hebt het vast wel eens gezien. Hoe werken nu die codes? Een code heeft een cijfercombinatie en een letter. De letter vertelt de houding waarin de sprong wordt gemaakt. De cijfercombinatie vertelt vertelt de richting, de salto’s en eventueel de schroeven.
De cijfercombinatie:
100-voorwaarts; 200-achterwaarts; 300-contra; 400-binnenwaarts; 5000-schroef; 600/6000 handstand.
- Het eerste cijfer in het getal vertelt de richting.
- Het tweede cijfer is altijd een 0 of een 1. Staat er een 1 dan betekent dat, dat er een zweefmoment in de sprong zit, voordat een andere houding wordt aangenomen. Dit wordt zelden gemaakt. Je kunt er van uit gaan dat er een 0 staat en dat heeft geen betekenis.
- Het derde cijfer vertelt het aantal salto’s, 1=halve salto en dat noem je een duik; 2=hele salto; 3=1 1/2 salto; 4=2 salto’s, dit noem je een dubbele salto. Dit loopt door tot 9=4 1/2 salto.
Dat ziet er zo uit: 102=een salto voorover; 204=een dubbele salto achterover; 303=een 1 1/2 contra salto; 401=een duik binnenwaarts. Dit combineer je met de letter van de houding en dan krijg je: 102C=salto voorover gehurkt; 204C=een dubbele salto achterover gehurkt; 303B=een1 1/2 contrasalto gehoekt; 401A=een zweefsprong binnenwaarts gestrekt.
De schroefsprong kent 4 cijfers, dat komt omdat er een salto gecombineerd wordt met een schroef. Het eerste cijfer vertelt de groep, in dit geval een 5, dus een schroefsprong. Het tweede cijfer vertelt de richting. Dit kan een 1, 2, 3, of 4 zijn. Het derde cijfer vertelt het aantal salto’s. Het vierde cijfer vertelt het aantal schroeven. 1=halve schroef; 2=een hele schroef; 3=1 1/2 schroef; 4=2 schroeven. Dat loopt door tot9=4 1/2 schroef.
Een aantal voorbeelden:
5122D = een salto voorover met een hele schroef in de vrije houding.
5211A = een zweefsprong achterover gestrekt met een halve schroef.
5333D = 1 1/2 contra salto met 1 1/2 schroef in de vrije houding.
De handstandsprongen worden alleen van de toren gemaakt. Je beging te sprong in een handstand en daarna maak je de salto’s en sinds kort kunnen dat ook schroeven zijn. Het eerste cijfer vertelt de groep, een 6, dus handstand. Het tweede cijfer vertelt de richting. Dit kan een 1, 2 of 3 zijn. Het derde cijfer vertelt het aantal salto’s. Het vierde cijfer (als dat er is) vertelt het aantal schroeven.
Een aantal voorbeelden:
612B = een handstand salto voorover gehoekt.
633C = handstand gevolgd door een 1 1/2 contra salto gehurkt.
6241D = handstand gevolgd door een dubbele salto achterover met een halve draai, vrije houding.
Is het nodig om af te zeggen voor een training?
Ja, graag doorgeven aan de trainer. Als dat niet kan, stuur dan een mail naar [email protected]
Is er clubkleding?
Ja, voor de leden die wedstrijden springen verwachten we dat ze een shirt en short aanschaffen. De wedstrijdspringers kopen aan het begin van het seizoen de wedstrijdkleding. Heb je later in het jaar wedstrijdkleding nodig, dan geeft de trainer dit aan je door.